Slalom wordt gedaan op een Slalomski. Dit is een lange Mono ski met skeg. De bodem van de ski is hol, zodat de kanten goed in het water kunnen snijden en je met je oren over het water door de bochten kan draaien. Een monoski snijdt zo goed, dat je bij 30 km/uur bijna zinkt. Normale snelheden zijn 42 tot 58 km/uur. Dat is recht onder de baan gemeten. Door het slalommen kan de snelheid oplopen tot 80-90 km/uur.
Een wedstrijd gaat als volgt: Op het lange rechte stuk liggen er zes boeien 11.50 meter uit het midden van de baan; rechts, links, rechts, links, rechts, links en op het einde in het midden nog twee boeitjes naast elkaar als finishpoortje.
Eerst proberen alle skiers de zes boeien te halen bij 42 km/uur. Wie dit lukt mag het nog eens proberen bij 3 km/uur sneller, totdat de laatste ronde op 58 km/uur alle boeien zijn gehaald. Degenen die dan nog alle boeien halen, gaan verder met een kortere lijn. Telkenmale wordt de lijn ingekort. Degene die met de kortste lijn de meeste boeien haalt is de winnaar. Het record ligt op één boei met een lijnlengte van 9.75 meter bij een snelheid van 58km/uur.